De Maan
Of
Wat er in een Satellietpositie besloten ligt
22.2
bladzijde 2 van 24
Satelliet
Voor onze beeldvorming breng ik graag het volgende nog eens in herinnering:
1. We zagen al (1.3) dat iedere planeet, op grond van zijn omlooptijd rond de Zon, een eigen Zodiak heeft. We konden deze Zodiak opvatten als een eigen projectie van die planeet die voor zijn ontwikkeling deze omgeving (6.2) ter beschikking heeft. (16.2)
Belangrijk voor onze beeldvorming is nu dat de Maan geen planeet is: in het veld van de Zon is zij niet primair ingeordend als zelfstandige planeet, maar louter secundair via de Aarde, in wiens zodiakale veld zij meedraait. De Maan heeft geen eigen Zodiak, en in die zin ook geen eigen ontwikkelingsveld. Dit heeft als consequentie dat de Maan geen rol kan spelen als heer van een van de tekens van de Zodiak. Zo komt de Maan hier te voorschijn als een hemellichaam dat, gezien het ontbreken van een eigen veld in de zonnesfeer, kennelijk in dàt veld geen "opdracht" heeft om zich te ontwikkelen. (21.1).
2. Later zagen we dat de aswenteling van een planeet een eigen sferisch gerangschikt veld oproept (6.2), dat we konden opvatten als een energetisch veld met een eigen innerlijke ordening (14.2). De Maan voert geen onafhankelijke rotatie uit, zoals de andere planeten, maar draait in haar baan rond de Aarde in 28 dagen éénmaal om haar as. Haar rotatie is dus voorwaardelijk verbonden met haar omloopbaan. In deze aswenteling kan weliswaar ook een ordenend vermogen worden gerealiseerd, maar die is wel voorwaardelijk verbonden met dat van de Aarde. (16.2).
Haar ontwikkeling speelt zich dus af binnen het locale verband met de Aarde en is te volgen in de achterwaartse tocht van de maansknoop door de Zodiak in ±18 jaar. Want, zoals we al zagen (1.4), kan dit punt analoog gedacht worden aan de progressieve beweging van ons Ascendantpunt in groter verband, en aan de teruggang van het Lentepunt door de Zodiak. Dus via deze tweevoudige inwikkeling van beide sferen en hun overdrachtspunten is zo de ontwikkeling van de Maan toch gerelateerd aan het groot-cosmische verband.
3. Terwijl de Maan samen met de Aarde meedraait in diens omloopbaan rond de Zon, houdt zij zich voortdurend op de Aarde gericht: Het ontbreken van een onafhankelijke, eigen spil brengt dan ook met zich mee, dat de Maan steeds met dezelfde kant van haar oppervlak naar de Aarde gekeerd is (fig. 18.3.3). Haar achterkant krijgen we vanaf de Aarde niet te zien. De Maan heeft dus een kant die ons vanaf de Aarde gezien onbekend is. Het is niet ondenkbaar dat deze een tweede identiteit en functie van de Maan met zich meebrengt. Dit zou dan voor ons een verborgen functie zijn.
4. Al eerder werd opgemerkt dat de Maan, met haar relatief snelle baan rond de Aarde (19.1) als het ware een schil om de Aarde legt. Alle invloeden die van buiten af de Aarde willen bereiken, moeten deze maan-schil passeren. Naast haar snelle rondgang rond de Aarde is de Maan bovendien het enige hemellichaam dat de Aarde als middelpunt van haar omloopbaan heeft. Gelet op het geocentrische mensbeeld waar de astrologie mee werkt, komt in deze sateliet-positie nu een tweeledige functie in zicht:
a. De Maan is de toegangspoort naar de Aarde voor alle van buiten-af komende invloeden.
b. Met de introductie van helio-centrische hemelfactoren in haar eigen sfeer brengt de Maan die factoren in haar geo-centrische sfeer; daarmee onderwerpt zij hen daaraan. (6.2, 21.3) Dus louter vanuit haar positie rond de Aarde werken heliocentrische factoren uit als geocentrische. In deze sleutelpositie (21.3) is zij bepalend voor de uitwerking van alle inkomende hemelfactoren (12).
5. Zo bezien moeten wij in de astrologie de Maan zeker wel opvatten als onze beschermer en dienaar, maar inderdaad ook als een alles-bepalende machthebber. Haar satellietpositie geeft haar feitelijk deze sleutelpositie: Zij laat ons de werkelijkheid zien door haar eigen bril. Zo lijkt het er nu op dat de horoscoop ons een geprojecteerd beeld laat zien, dat van onszelf is uitgegaan en dat ons daarbinnen onze ervaringen laat opdoen. In de duiding van de horoscoop speelt zij dus een finale rol.
Daarmee zijn de Maan en de Aarde niet alleen in feitelijk astronomische zin aan elkaar gekoppeld, maar blijken nu ook in astrologisch-inhoudelijke zin niet van elkaar los te denken.
Een eigen referentie kader
Omdat deze referentiepunten de Maan ten opzichte van de traditionele astrologie in een eigen kader plaatsen, zullen we hierna haar inhoudelijke karakteristieken in dit eigen kader bespreken. Overigens zal hierbij dan blijken dat de vanuit de traditie bekende Maan-kwaliteiten één voor één te voorschijn komen. Een grote winst hierbij is dat - net als bij de andere besproken planeten - de inhoudelijke betekenissen van de Maan verankerd blijken te zijn in het eigen organisch verband met de Aarde. (18.1)
literatuurlijst, onderwerpen per pagina, woordenlijst, afbeeldingen,