Planeetprincipes als Ik-dragers
een verdere uitwerking
21.3
bladzijde 3 van 3
De mens als zonneprincipe
De Aarde is het middelpunt van de baan van de Maan. Daarmee kunnen we de Maan opvatten als de uiterste uitgeworpen uitbeelding van de Aarde. Zoals gezegd kan de Maan dan ook gezien worden als de vooruitgeschoven vertegenwoordiger van de Aarde in de ruimte en van diens bewoner, de mens.
In dezelfde analogie kunnen we dan in de sfeer van de Maan, de Aarde en de individuele mens opvatten als middelpuntsprincipe, als de Zon van dat veld. (*) (14.1)
De Zon als rolmodel
Immers, het hele Ik-proces heeft ten slotte tot doel los te komen van uiterlijke identificaties en te gaan functioneren vanuit het eigen middelpunt. Ons voorbeeld hierbij is de Zon: Hij draait niet rond in het Zonnestelsel, maar roteert op zijn centrale plaats temidden van zijn eigen uitgeworpen veld; daarbinnen beschrijven alle andere hemellichamen hun baan, lees: maken er hun ontwikkeling door.
De Zon als ultieme Ik-zegger
De Zon beschrijft dus geen baan, maar roteert alleen (vergelijkbaar met onze positie wanneer we ons precies op de poolas zouden bevinden). Voor dit Zonnestelsel functioneert de Zon daarmee als het werkelijke middelpunt. Van daaruit is het hele stelsel uitgeworpen en wordt alles met leven gevuld. Daarmee is de Zon de ultieme Ik-zegger.
Uitwisseling van middelpunt
Met de functie van Uranus in het achterhoofd kunnen we nu de volgende ontwikkelingsstappen zien gebeuren:
Het samenspel van Maan en Saturnus betekent voor de Ik-identificatie het verbreken (Uranus) van de band met de moeder als alom aanwezige natuur (dit is de omtrek van de cirkel - 6.1), de (al-)moeder. De grensverleggingen die (middels de Maan) gedurende de groei van het Saturnale-Ik plaatsvinden, betekenen steeds weer een breuk (Uranus) met het gezag, van de vader (Saturnus) en/of de clan. In deze gezagscrisis wordt het eigen middelpunt, de Aarde, middels de Maan-spiegel teruggenomen en komt zo weer in eigen beheer.
In de horoscoopfiguur brengen we de planetaire omgeving in kaart zoals die gezien wordt vanuit de Aarde, dus met de Aarde als middelpunt. Dit is belangrijk. (11.1) In het grote evolutieproces van de natuur draagt de mens via deze Ik-vorming en middelpuntverplaatsing bij aan de volgende levensvorm. Vanuit onze dimensie als natuurlijke staat opent hij middels zijn Ik (3.1), als het ware een nieuw veld van openbaring.
De horoscoop spiegelt dus middels de Maan ons beeld naar ons toe. Wil de horoscoopduiding iets zinvols kunnen opleveren, dan moet de horoscoopfiguur ook als uitdrukkingsvorm van de Maan worden bekeken.
De Zon als exponent van de Aarde
Zoals eerder werd besproken (1.2) is de Zodiak geen reële gordel van fysieke aanwezige sterren, maar een projectie, die vanuit de Aarde is uitgeworpen. In de horoscoopfiguur wordt de Zonnestand in deze geprojecteerde baan genoteerd.
De Zon wordt hiermee weergegeven als ware hij een planeet, die rond de Aarde cirkelt. Daarmee geldt voor zijn astrologisch-inhoudelijke betekenis, dat ook de Zon gezien moet worden als een exponent van de Aarde en als zodanig deel uitmaakt van het energetisch veld rond de Aarde.
De westerse astrologie werkt met deze omzetting als geheel. Dit is van belang voor onze visievorming over horoscopie.
Een vermenselijkt universum
De horoscoop geeft dus het beeld van een menselijk universum, waarin de mens als middelpunt analoog gedacht kan worden aan de zon in zijn eigen zonnestelsel. De informatie die uit de horoscoopfiguur te winnen valt, kan dan ook alleen maar teruggevoerd worden op dat initiële punt van beschouwing, de individuele mens die in het midden is geplaatst. Alle uitgebeelde factoren zijn exponenten van hem. Dit is essentieel !
De Maan als samenvatter van de horoscoop
De Maan omvat ten slotte dit tijd en plaatsgebonden vermenselijkte middelpunt en vat zo het horoscopisch beeld als totaal samen. (9.1)
De Maan wordt dan ook wel gezien als de heerser van de hele horoscoop.
Rijp voor het vervolg
Deze verkenning tot nu toe kan wel gelden als een verankering van de individuele horoscoop.
Degenen die de tot nu toe gebrachte stof nog eens door zich heen willen trekken kan ik verwijzen naar drie artikelen in Urania van Hans Cosman (*), waarin hij enkele aspecten ervan in samenhang met elkaar bespreekt.
Degenen die na lezing van dit alles verder willen gaan, hebben wel begrepen hoe veelomvattend de functie van de Maan is. In het nu volgende deel zal hieraan dan ook uitgebreid aandacht worden besteed. (9.1)
-.-.-.-
literatuurlijst, onderwerpen per pagina, woordenlijst, afbeeldingen,