Analogie in de meetstelsels
5.2
bladzijde 2 van 4
Elementen voor inrichting
Deze analogie in de opbouw van de meetstelsels vinden we terug in de wijze waarop zij ieder zijn ingericht. We treffen hierin namelijk steeds drie elementen aan:
fig. 5.2 Elementen voor inrichting van een meetstelsel
Dit zijn:
1. een vlak dat zich rond het middelpunt cirkelvormig uitbreidt en ergens in de ruimte zijn omtrek zichtbaar maakt.
2. een centrale as, die uitgaande van het middelpunt, loodrecht op dat vlak staat en boven het middelpunt (het punt van waarneming) een virtuele noordpool en zuidpool punt vormt.
3. een projectieboog, die vanuit de beide poolpunten gaande door het hemellichaam, diens coördinaten (P) op de omtrek van het vlak aanwijst.
De coördinaten van het hemellichaam worden afgelezen op de maatverdeling langs de cirkelomtrek, alsook langs
de projectieboog, waarbij de lengte van die boog gemeten wordt in graden.
Met ieder van deze stelsels is het mogelijk de plaats van een hemellichaam in coördinaten aan te geven.
Als we bijvoorbeeld de inrichting van het horizonstelsel bekijken vinden we die drie elementen terug als:
- het vlak van de omtrek van het stelsel, het horizonvlak, dus het vlak waar wij op dat moment op staan,
- de as van het stelsel, de as zenith-nadir, die gedacht kan worden als de uitbreiding van onze eigen ruggengraat en
- de projectieboog, de meridiaan; dit is de tijdcirkel van de plaats waar wij staan.
De samenhang binnen de drie meetstelsels
Wanneer je naast de bijlage de drie stelsels en hun onderlinge samenhang ook uitgebreider wilt bestuderen, kun je het een en ander vinden in de "Syllabus Astrotechniek" (*), uitgegeven door de Werkgemeenschap van Astrologen.
Met de informatie die je in de bijlage kunt vinden neem ik aan dat je de drie stelsels voldoende in je kunt opnemen, om de volgende analoge (lees: inzichtelijke) bespreking van de stelsels te kunnen volgen.
-.-.-.-.-
literatuurlijst, onderwerpen per pagina, woordenlijst, afbeeldingen,